Zanger en mondharmonicaspeler Jerry McCain werd geboren op 19 juni 1930 in Gadsden, Alabama (Al). Hij was een van de vijf kinderen. Ze groeiden op in armoedige omstandigheden.
Zijn eerste belangstelling voor de blues kwam door twee populaire reizende straatmuzikanten die regelmatig zijn pad kruisten in zijn stad.
Zijn eerste belangstelling voor de blues kwam door twee populaire reizende straatmuzikanten die regelmatig zijn pad kruisten in zijn stad.
Later werd Jerry een bekend persoon in Gadsden. Hij ging mondharmonica spelen en zingen op de hoeken van de straten en gaf serenades aan de voorbijgangers voor tips. In zijn tienerjaren was hij al te beluisteren op de lokale zender WETO. Het duurde overigens jaren voordat Jerry genoeg geld bij elkaar had gespaard om bij een studio op Shuler Ave in Alabama City een 78-toeren plaat te kunnen maken. Deze plaat kreeg wel veel goede reacties van bekenden en vrienden, maar er was geen platenbaas die toehapte.
In het begin van de jaren 50 kwam de doorbraak toen hij in Café Wil en Elmer's in Gadsden was. Hier hield hij auditie voor een gitarist in zijn band. Dat werd Christopher Collins. De plaatselijke timmerman, Preacher Hart, was het volgende geluk dat Jerry ten deel viel, want hij bezat het geld om de apparatuur voor de band te kopen. Het feest kon beginnen.
Jerry werd sterk beïnvloed door Little Walter (Jacobs) die een grote hit had in 1952 op Checker Records (een dochteronderneming van Chess), "Juke" en "Can't Hold Out Much Longer”. Jerry ontmoette Walter toen hij in zijn stad optrad. Hij reed Walter rond om drank in te slaan voor het optreden die avond. Na het bezoek van Little Walter, werd Jerry geïnspireerd om zelf nummers te gaan schrijven. Zo ontstond zijn eerste hit "Wine-o-wine"
McCain kwam in het Diamond studio terecht. Diamond werd gerund door Lillian McMurry. Ze had een kleine, primitieve studio gevestigd aan de achterkant van haar meubelzaak op Farish Street in het centrum van Jackson, Mississippi. Zij slaagde erin om meer dan honderd nummers op te nemen van de late jaren '40 tot medio jaren '50.
Op het Trumpet label verschenen nummers van Elmore James en de eerder genoemde Sonny Boy Williamson en Willie Love. Het distributienetwerk was altijd ontoereikend en toen nam ze alleen nog artiesten op. De banden verkocht ze door aan de grote labels.
Een sessie werd georganiseerd voor 10 oktober 1953. Daar kwamen vier nummers uit voort. Waaronder "East Of The Sun" en "Wijn-o-Wine", die werden uitgegeven met Trompet nummer 217.
Het duurde niet lang voordat Jerry een telefoontje kreeg dat zijn carrière een impuls gaf. Dat was niemand minder dan Ernie Young van Nashboro records in Nashville. Ernie richtte zijn onafhankelijke label in de vroege jaren '50 in eerste instantie op gospel muziek, maar als geleidelijk meer vraag naar blues kwam, begon hij het tweede label Excello.
Dankzij de samenwerking van Young met de productieve producer JD Miller, die een studio in Crowley had, kwam er een zeer vruchtbare periode met veel mooi werk. Miller zou opnemen met o.a. Lazy Lester, Lightnin 'Slim (Otis Hicks), Lonesome Sundown (Cornelius Green), Guitar Gable (Gabriel Perrodin)
Maar Ernie Young kon meer dan alleen maar platen laten opnemen. Hij had een geweldig distributiesysteem en als sponsor van het radio station WLAC, dat met 50.000 watt versterkt werd, bereikte Young in de avonduren een derde van de VS!
In drie jaar tijd (1955/57) maakt Jerry McCain en zijn band, de Upstarts niet minder dan een half dozijn singles. Waaronder enkele memorabele stukken, zoals zijn eerste en nu klassieke "Courtin ' In one Cadillac "en later" Run, Uncle John! Run. " Over het algemeen zijn de meeste songs van die tijd vrolijke nummers op het randje van rock and roll. Vreemd eigenlijk, dat zijn dozijn opgenomen songs in Nashville nooit op lp waren uitgebracht. McCain moest wachten tot dat de cd The Best Of Jerry McCain uitgegeven werd door AVI / Excello in 1995!
De frustraties over de Excello sessies leidde tot zijn eigen record company. in Gadsden in 1956-1957. Hij nam elf singles op, die tot 1981 op de plank bleven liggen. Het was Martin Van Olderen, die ze uiteindelijk uitbracht op het White Label met als titel “Choo Choo Rock”. Over de transactie zei Jerry ooit het volgende in een interview; "Van Olderen zei dat hij een fan was en hij bood me driehonderdvijftig dollar aan [bij voorbaat voor royalty's] voor de tape. Niet wetende, dat hij het op een lp zou uitbrengen. Op mijn faxen en telefoontjes heb ik nooit antwoord gekregen van die man.
In 1959 had Jerry een agent / manager, Gary Sizemore, met wie hij een vaak stormachtige 26-jarige relatie had. Sizemore regelde een opname sessie op de First Ave in Birmingham in een kleine kamer boven Britney's, een buurtcafé, met producer Homerus Milam achter de knopen.
Deze tape leidde tot zeven singles, waarvan er zes zouden worden uitgebracht. Sizemore had niet alleen zijn eigen uitgeverij - Starland - maar ook een partij kleine labels, waaronder Gas, Continental, en Romulus.
Sizemore bracht twee singles uit op gas in 1960 "Steady","Delta Boogie" en "Ruff Stuff (Tuff Stuff)" en "What About You." De twee beste selecties van die opnamen. "She is Tough" en "Steady" - werden apart gezet en vervolgens verscheept naar Johnny Vincent en Ace records in Jackson, MS. Deze twee songs zijn echter nooit uitgebracht door Vincent. Dus werd er overgestapt naar Rex records in New Orleans.
Rex records, opgericht in de late jaren '50 door producer, Cosimo Matassa werd meer als nobel gebaar bedacht van zijn kant met de bedoeling om het te gebruiken als middel om de Crescent City artiesten te ondersteunen. In zijn stal waren Big Easy beroemdheden zoals Dr. John (Mac Rebennack), Chuck Carbo (van de Spiders genoemd), Lee Dorsey (vóór "Ya Ya) te vinden.
"She is Tough ", werd een stevige hit, die redelijk goed verkocht in het Zuiden. Het is sindsdien uitgegroeid tot een bluesstandaard, vooral omdat het werd gecoverd door de Fabulous Thunderbirds in 1980 als "Tuff Enuff”.
In 1962 tekende McCain een contract met Columbia (Okeh). Dat werd geen succes. Okeh wilde, dat hij alleen instrumentale nummers opnam. Terwijl McCain ook wilde zingen. Het beste wat hij opgenomen had was: "Jet Stream” Het korte huwelijk met Okeh kostte McClain 33.000 dollar voor de productie-, opname en promotiekosten. Na deze flirt wilde hij niets meer te maken hebben met de mainstream muziek.
McCain was weer terug bij af en Gary Sizemore hoopte dat de geschiedenis zich zou herhalen door terug te keren naar Rex records. De Homerus Milam faciliteit boven restaurant van Brittney op First Avenue in het centrum van Birmingham werd weer opgezocht om zijn muziek vast te leggen. Maar helaas, de oude magie kwam niet terug en "Love Me Right", "Ting-tang-tu", uitgebracht op Sizemore's Continental label deed niets in de R & B charts.
Vanaf 1965 was het gedaan met de populariteit van de bluesmuziek. Slechts een handvol nummers zou in de komende tijd nationale hits opleveren. Dus kwam McCain terecht bij het Jewel label.
In de periode 1965-1968 bracht Jerry McCain totaal vijf singles uit voor Jewel.
Bovendien moest hij opboksen tegen Frank Frost, die ook onder contract stond bij Jewel. Frost had dezelfde stijl van spelen als McCain.
In de jaren zeventig verdween McCain helemaal van het bluestoneel.
In 1983 neemt hij "53 Year Old Man" en “I wait for Jezus” op in de beroemde Muscle Shoals (AL), met Eddie Hinton op lead gitaar. Het laatste nummer met religieuze ondertoon leidde naar Decatur. Een groot bedrijf, dat gospel op de markt bracht. Eigenaar Wendel Parker kocht de tapes op, die bracht hij vervolgens uit op de lp “Bad Blues Is My Business” van zijn Bad-label. Helaas ook dit project kreeg te weinig promotionele steun.
Vier jaar later reisde McCain naar Nashville om daar zijn latere handelsmerk “ On The Move” en “The Cost Of Livin’ is to High” op te nemen.
Ondanks de mislukking van deze twee schijven, wisten zijn fans dat hij terug was. In datzelfde jaar werd hij opgeroepen om tegen andere harmonica legendes te strijden op het legendarische Fillmore Auditorium in San Francisco. Daar zou hij optreden met Sammy Myers, Rod Piazza, Lazy Lester, en Rick Estrin van Little Charlie & the Nightcats. Maar longontsteking gooide roet in het eten.
Hij bleef optimistisch over zijn toekomst en kwam in contact met het Ichiban label. Ichiban was een van de R & B en bluesgiganten van het land. Zij konden wedijveren, met Malaco, Black Top, en Alligator in verkoopaantallen. McCain bleef bij het label van1989 tot 1993. (In 2001 ging het label failliet.) Ieder jaar bracht McCain een album uit. Achteraf is hij er niet zo te vreden mee. Net als alle andere producten, wat uit de Ichiban stal kwam is het te glad geproduceerd en vonden de critici zijn oudere werk vele malen beter.
In de begin jaren negentig is Helma Vogels van Bluebird Agency een van de beste boekingskantoren in Nederland. Naast Jerry McCain had ze o.a. Johnny Copeland, Calvin Owens, Bob Hall en Otis Grand Grand in haar stal. In 1990 komt McCain voor de eerste keer naar Nederland, waar hij op de Blues Estafette stond. John Abbey verpestte zijn optreden omdat hij de mondharmonica’s in een verkeerd bakje terug legde, nadat hij er in hotel Smits er op speelde. McCain zei daarover: "Ik was op de Nederlandse televisie toen zij mijn optreden opnamen. Geen enkel nummer kon ik in de juiste toonhoogte spelen omdat alles door elkaar lag.” Desondanks kreeg McCain in Block nummer 77 een coverstory.
Een jaar later was hij terug in ons land voor een uitgebreide tournee. In augustus stond hij o.a. op het drijf-in festival in Giethoorn en het Croco’s Town Blues festival in Almelo. Daarna was het over met de pret. In 2003 besteedde het blad Block nog eenmaal aandacht aan hem vanwege het verschijnen van de mooie cd “Unplugged”.